Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

GRAMMATICALE TIJDEN (ga terug naar het Overzicht van de Nederlandse Taal)

 

 

Tegenwoordige Tijden:(ga naar het begin van deze pagina)

 

A. Onvoltooid Tegenwoordige Tijd

We gebruiken de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd in het geval van:

1. Een actie of gebeurtenis die op het moment van spreken (nu/ op dit moment) plaats vindt.
Bijvoorbeeld: Ik ga (nu) naar huis. De zon schijnt (op dit moment).

2. Een actie of gebeurtenis die voortduurt of wordt herhaald, zoals een gewoonte of een routine.
Bijvoorbeeld: Zij woont in Den Haag. De sportschool is geopend van maandag tot zaterdag.

3. Een actie of gebeurtenis in de toekomstige tijd.
Bijvoorbeeld: Hij gaat morgen naar school. Zij komen volgende week aan.
(Het is in dit geval wel noodzakelijk een bijwoord van tijd te gebruiken om aan te geven dat het over een toekomstige actie of gebeurtenis gaat. Als alternatief kan de Onvoltooid Tegenwoordige Toekomstige Tijd gebruikt worden. De nuance verschillen van beide tijden worden aan het eind van deze pagina besproken.)

4. Een 1ste graads conditionele zin met een feitelijke oorzaak en een feitelijk gevolg
Bijvoorbeeld: Als water kookt, verdampt het. Je komt de klas niet in als je je huiswerk niet hebt gemaakt.

De vervoeging van regelmatige werkwoorden (zoals lopen) in de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd is als volgt:
ik (stam) loop
jij/ je (stam+t) loopt
u (stam+t) loopt
hij (stam+t) loopt
zij/ ze (stam+t) loopt
het (stam+t) loopt
wij/ we (infinitief of hele werkwoord) lopen
jullie (infinitief of hele werkwoord) lopen
u (stam+t) loopt
zij/ ze (infinitief of hele werkwoord) lopen

Voor meer informatie over de spelling van de werkwoorden zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over de vervoeging van regelmatige en onregelmatige werkwoorden zie grammatica->woordsoorten->werkwoorden.

 

 

B. Duratieve vorm van de Tegenwoordige Tijd

We gebruiken de Duratieve vorm van de Tegenwoordige Tijd om te benadrukken dat een gebeurtenis of actie op het moment van spreken aan de gang is.
Bijvoorbeeld: De buurman is aan het werken in z'n tuin. Ik ben boodschappen aan het doen.

De Duratieve vorm van de Tegenwoordige Tijd wordt gevormd door het werkwoord 'zijn' in tegenwoordige tijd + 'aan het' + een infinitief als hoofdwerkwoord.

ik ben aan het lopen
jij/ je bent aan het lopen
u bent aan het lopen
hij is aan het lopen
zij/ ze is aan het lopen
het is aan het lopen
wij/ we zijn aan het lopen
jullie zijn aan het lopen
u bent aan het lopen
zij/ ze zijn aan het lopen

Een alternatieve wijze van de Duratieve vorm van de Tegenwoordige Tijd is met een van de hulpwerkwoorden 'liggen','zitten', 'staan' of 'lopen' in tegenwoordige tijd + te + infinitief als hoofdwerkwoord. Deze vorm kan alleen gebruikt worden als een dergelijke actie daadwerkelijk liggend, zittend, staand, of lopend uitgevoerd kan worden. Bijvoorbeeld: 'Ik sta de fietsen' is incorrect. Maar: 'Ik sta de koken' is wel correct. 'Ik zit te koken' is incorrect omdat het moeilijk of niet gebruikelijk is om zittend te koken.

ik zit te wachten - sta te wachten
jij/ je zit te wachten - staat te wachten
u zit te wachten - staat te wachten
hij zit te wachten - staat te wacthen
zij/ ze zit te wachten - staat te wacthen
het zit te wachten - staat te wacthen
wij/ we zitten te wachten - staan te wachten
jullie zitten te wachten - staan te wacthen
u zit te wachten - sta te wacthen
zij/ ze zitten te wachten - staan te wacthen

Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Duratieve vorm van de Tegenwoordige Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

Verleden Tijden:(ga naar het begin van deze pagina)

 

A. Voltooid Tegenwoordige Tijd

Als we over gebeurtenissen of acties in het verleden praten, gebruiken we meestal de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Normaalgesproken kunnen we in plaats van deze grammaticale tijd ook de Onvoltooid Verleden Tijd gebruiken, aangezien er geen strikte richtlijnen zijn.
Bijvoorbeeld: Ik heb vanmorgen een broodje gegeten.(VTT) Ik at vanmorgen een broodje.(OVT)

Er zijn wel een aantal situaties waarin we alleen de Onvoltooid Verleden Tijd kunnen gebruiken. Die zijn aangegeven onder het kopje 'Onvoltooid Tegenwoordige Tijd'.

Een zin in de Voltooid Tegenwoordige Tijd bestaat uit een hulpwerkwoord (zijn of hebben) en een hoofdwerkwoord in de vorm van een voltooid deelwoord. De vervoeging is als volgt:

ik heb gelopen - ben gekomen
jij/ je hebt gelopen - bent gekomen
u hebt/ heeft gelopen - bent gekomen
hij heeft gelopen -is gekomen
zij/ ze heeft gelopen - is gekomen
het heeft gelopen - is gekomen
wij/ we hebben gelopen - zijn gekomen
jullie hebben gelopen - zijn gekomen
u hebt/ heeft gelopen - bent gekomen
zij/ ze hebben gelopen - zijn gekomen

Om te weten wanneer je 'zijn' of 'hebben' als hulpwerkwoord in de Voltooid Tegenwoordige Tijd gebruikt, klik hier.
Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid deelwoorden zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Tegenwoordige Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

B. Duratieve vorm van de Voltooide Tijd

De Duratieve vorm van de Voltooide Tijd wordt gebruikt om te benadrukken dat een bepaalde actie of gebeurtenis aan de gang was in het verleden. Normaalgesproken gebruiken we daarvoor de Duratieve vorm van de Verleden Tijd, maar de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd is een mogenlijkheid, vooral als het gaat om acties of gebeurtenissen in het nabije verleden of als het tijdstip niet echt belangrijk is. Bijvoorbeeld: Ik ben wezen hardlopen.(niet zo lang geleden)

De zinnen in de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd worden samengesteld door het hulpwerkwoord 'zijn' in de tegenwoordige tijd + 'wezen' + een infinitief als hoofdwerkwoord.

ik ben wezen hardlopen
jij/ je bent wezen hardlopen
u bent wezen hardlopen
hij is wezen hardlopen
zij/ ze is wezen hardlopen
het is wezen hardlopen
wij/ we zijn wezen hardlopen
jullie zijn wezen hardlopen
u bent wezen hardlopen
zij/ ze zijn wezen hardlopen

Ook de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd kan gevormd worden met het hulpwerkwoord 'liggen','zitten', 'staan' of 'lopen'. In dat geval wordt de zin samengesteld door het hulpwerkwoord 'hebben' in tegenwoordige tijd + hulpwerkwoord 'liggen', 'zitten', 'staan' of 'lopen' in infinitief + een infinitief als hoofdwerkwoord. Bijvoorbeeld: Ik heb een uur op je staan wachten!

ik heb zitten wachten
jij/ je hebt staan liegen
u heeft liggen slapen
hij heeft lopen klieren
zij/ ze heeft zitten kletsen
het heeft staan piepen
wij/ we hebben zitten werken
jullie hebben lopen zingen
u heeft staan trillen
zij/ ze hebben liggen spelen

Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

C. Onvoltooid Verleden Tijd

Net als de Voltooid Tegenwoordige Tijd gebruiken we de Onvoltooid Verleden Tijd om over gebeurtenissen en acties in het verleden te praten. Over het algemeen kunnen we beide tijden door elkaar gebruiken, maar er zijn drie situaties waarin we alleen de Onvoltooid Verleden Tijd mogen gebruiken. Deze situaties zijn:

1.Gebeurtenissen en acties in het verleden die niets meer te maken hebben met het heden.
Bijvoorbeeld: In 1970 regende het veel.

2. Gebeurtenissen en acties in het verleden die plaatsvonden tijdens een periode of rond om andere gebeurtenissen en acties in het verleden.
Bijvoorbeeld: Tijdens de zomervakantie kampeerde we op het strand. Ik maakte het kampvuur en hij zette de tent op.

3. Gebeurtenissen en acties in het verleden die worden geintroduceerd met het woord 'toen'.
Bijvoorbeeld: Toen de man thuis kwam, zag hij dat de deur open was.

In de Onvoltooid Verleden Tijd wordt het werkwoord in de verledentijdsvorm gebruikt. Er zijn sterke werkwoorden die in de verledentijdsvorm van klank veranderen en zwakke werkwoorden die niet veranderen klank veranderen. De zwakke werkwoorden worden vervoegd met de normale stam + 'te' of 'de' in enkelvoud en 'ten' of 'den' in meervoud. De sterke werkwoorden hebben een andere stam in de verledentijdsvorm. In enkelvoud wordt alleen de stam (verledentijdsvorm) van het sterke werkwoordgebruikt, in meervoud de stam (verledentijdsvorm)+ 'en'. Daarnaast zijn er ook nog een aantal onregelmatige werkwoorden. Deze veranderen gedeeltelijk of compleet zowel in verleden tijd als in tegenwoordige tijd.

ik rende - werkte - liep - was
jij/ je rende - werkte - liep - was
u rende - werkte - liep - was
hij rende - werkte - liep - was
zij/ ze rende - werkte - liep - was
het rende - werkte - liep - was
wij/ we renden - werkten - liepen - waren
jullie renden - werkten - liepen - waren
u renden - werkten - liepen - waren
zij/ ze renden - werkten - liepen - waren

Voor meer informatie over de spelling van de sterke en zwakke werkwoorden in de verledentijdsvorm zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden zie grammatica->woordsoorten->werkwoorden.

 

 

 

D. Duratieve vorm van de Verleden Tijd

De Duratieve vorm van de Verleden Tijd wordt gebruikt om te benadrukken dat een bepaalde actie of gebeurtenis aan de gang was 1. op een bepaald moment in het verleden, 2. toen een andere actie of gebeurtenis geschiedde, 3. terwijl een andere actie of gebeurtenis aan de gang was, of 4. gedurende een bepaalde periode in het verleden. Bijvoorbeeld:
1. Ik was gisteren om 10.00 uur aan het hardlopen.
2. Ik was aan het hardlopen toen jij belde.
3. Ik was aan het hardlopen terwijl jij aan het bellen was.
4. Ik was vorige week een rapport aan het schrijven.
(dus gedurende de hele week)

De zinnen in de Duratieve vorm van de Verleden Tijd worden samengesteld door het hulpwerkwoord 'zijn' in de verledentijdsvorm + 'aan het' + een infinitief als hoofdwerkwoord.

ik was aan het hardlopen
jij/ je was aan het hardlopen
u was aan het hardlopen
hij was aan het hardlopen
zij/ ze was aan het hardlopen
het was aan het hardlopen
wij/ we waren aan het hardlopen
jullie waren aan het hardlopen
u waren aan het hardlopen
zij/ ze waren aan het hardlopen

Ook de Duratieve vorm van de Verleden Tijd kan gevormd worden met het hulpwerkwoord 'liggen','zitten', 'staan' of 'lopen' in verleden tijd + te + infinitief als hoofdwerkwoord.

ik zat te wachten - stond te wachten
jij/ je zat te wachten - stond te wachten
u zat te wachten - stond te wachten
hij zat te wachten - stond te wacthen
zij/ ze zat te wachten - stond te wacthen
het zat te wachten - stond te wacthen
wij/ we zaten te wachten - stonden te wachten
jullie zaten te wachten - stonden te wacthen
u zat te wachten - stond te wacthen
zij/ ze zaten te wachten - stonden te wacthen

Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Duratieve vorm van de Verleden Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

 

E. Voltooid Verleden Tijd

De Voltooid Verleden Tijd wordt voornamelijk gebruikt om te praten over gebeurtenissen en acties die vóór een andere gebeurtenis of actie in het verleden plaats vonden. De Voltooid Verleden Tijd wordt meestal in combinatie met de Onvoltooid Verleden Tijd gebruikt. De actie in Voltooid Verleden Tijd vindt dan verder in het verleden plaats als de actie in de Onvoltooid Verleden tijd.
Bijvoorbeeld: Voordat mijn moeder thuis kwam (OVT), had ik de boel opgeruimd (VVT).

De Voltooid Tegenwoordige Tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' in de verledentijdsvorm en het voltooid deelwoord als hoofdwerkwoord.

ik had gelopen - was gekomen
jij/ je had gelopen - was gekomen
u had gelopen - was gekomen
hij had gelopen - was gekomen
zij/ ze had gelopen - was gekomen
het had gelopen - was gekomen
wij/ we hadden gelopen - waren gekomen
jullie hadden gelopen - waren gekomen
u had gelopen - was gekomen
zij/ ze hadden gelopen - waren gekomen

Het gebruik van het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' is hetzelfde als in de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Voor meer informatie klik hier.
Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid deelwoorden zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Verleden Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijd.

 

 

 

Toekomstige Tijden:(ga naar het begin van deze pagina)

 

A. Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd

De Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd met het hulpwerkwoord 'zullen' wordt voor de volgende situaties gebruikt:

1.Een gebeurtenis of actie die zeker plaats vindt in de toekomst.
Bijvoorbeeld: Het zal vannavond regenen.

2. Een belofte of voorstel.
Bijvoorbeeld: Ik zal vannavond bellen.(belofte) Zal ik de deur even open doen? (in vragende vorm wordt het een voorstel)

3. Een gebeurtenis of actie die waarschijnlijk plaats vindt in de toekomst. In dit geval is het noodzakelijk 'waarschijnlijk' of 'wel' te gebruiken.
Bijvoorbeeld: Het zal wel niet meer gebeuren. Hij zal waarschijnlijk een promotie krijgen.

De Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd met het hulpwerkwoord 'gaan' wordt voor de volgende situaties gebruikt:

1. Een voornemen of een geplande actie (zonder iets te beloven).
Bijvoorbeeld: Ik ga morgen fietsen. (geplande actie) Wij gaan volgend jaar een nieuwe studie beginnen. (voornemen)

2. Een gebeurtenis of actie die waarschijnlijk zal plaatsvinden. (in dit geval worden bijwoorden als 'waarschijnlijk' of 'wel' niet gebruikt.)
Bijvoorbeeld: Het gaat regenen. Jullie gaan op vakantie.

Zowel het hulpwerkwoord 'zullen' als 'gaan' worden gevolgd een infinitief als hoofdwerkwoord.

ik zal lopen - ga lopen
jij/ je zal/ zult lopen - gaat lopen
u zal/ zult lopen - gaat lopen
hij zal lopen - gaat lopen
zij/ ze zal lopen - gaat lopen
het zal lopen - gaat lopen
wij/ we zullen lopen - gaan lopen
jullie zullen lopen - gaan lopen
u zal/ zult lopen - gaat lopen
zij/ ze zullen lopen - gaan lopen

Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

 

 

B. Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd

De Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd wordt gebruikt als we praten over een gebeurtenis of actie die plaats vindt vóór een andere gebeurtenis of actie of vóór een bepaald moment in de toekomst. In het geval dat een gebeurtenis of actie gebruikt wordt als referentie, dan is die gebeurtenis of actie in de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd. Bijvoorbeeld: Morgenochtend zal ik mijn huiswerk hebben afgemaakt. Als jij vannavond thuis komt, zal ik het eten hebben klaargemaakt. Desalniettemin wordt de Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd niet vaak gebruikt in het Nederlands. Meestal wordt deze tijd vervangen door de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Bijvoorbeeld: Morgenochtend heb ik mijn huiswerk afgemaakt. Als jij vannavond thuis komt, heb ik het eten klaargemaakt.

De Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd is samengesteld uit de twee hulpwerkwoorden 'zullen' in tegenwoordige tijd en 'hebben' of 'zijn' in infinitief. Het hoofdwerkwoord is een voltooid deelwoord.

ik zal hebben gelopen
jij/ je zal/ zult hebben gelopen
u zal/ zult hebben gelopen
hij zal hebben gelopen
zij/ ze zal hebben gelopen
het zal hebben gelopen
wij/ we zullen hebben gelopen
jullie zullen hebben gelopen
u zal/ zult hebben gelopen
zij/ ze zullen hebben gelopen


Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid deelwoorden zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Het gebruik van het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' is hetzelfde als in de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Voor meer informatie klik hier.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.


 

 

Hypotetische Tijden:(ga naar het begin van deze pagina)

 

A. Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd

De Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd wordt gebruikt voor hypotetische situaties in de tegenwoordige tijd. Vaak wordt deze tijd gebruikt in combinatie met de Onvoltooid Verleden Tijd. In dat geval spreken we van een tweede graads conditionele zin. Het gaat dus om situaties waarin de spreker een 'als-dan' situatie uitdrukt die niet reëel is of kan zijn op dit moment of nu.
Bijvoorbeeld: Ik zou dat niet doen als ik jou was. Als hij meer trainde, dan zou hij misschien wel winnen. (maar hij heeft niet meer getraind en hij kan dus niet winnen)

Deze structuur kan ook gebruikt worden om een norm of wenselijkheid uit te drukken die niet wordt gerealizeerd.
Bijvoorbeeld: Jullie zouden jullie kamer opruimen! (dat was afgesproken maar niet gerealizeerd)

Ook is deze tijd te gebruiken als beleefdheidsvorm voor verzoeken en suggesties.
Bijvoorbeeld: Zou ik een kopje koffie mogen? Zou u dat wel doen. Zou het een goed idee zijn om de verwarming iets hoger te zetten.

De Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord 'zullen' in de verledentijdsvorm en het hoofdwerkwoord in infinitief.

ik zou werken
jij/ je zou werken
u zou werken
hij zou werken
zij/ ze zou werken
het zou werken
wij/ we zouden werken
jullie zouden werken
u zou werken
zij/ ze zouden werken

Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

 

 

 

B. Voltooid Verleden Toekomende Tijd

De Voltooid Verleden Toekomende Tijd wordt gebruikt voor hypotetische situaties in de verleden tijd. Vaak wordt deze tijd gebruikt in combinatie met de Voltooid Verleden Tijd. In dat geval spreken we van een derde graads conditionele zin. Het gaat dus om situaties waarin de spreker een 'als-dan' situatie uitdrukt die niet reëel was of kon zijn in het verleden.
Bijvoorbeeld: Ik zou dat niet hebben gedaan als er veel mensen waren geweest. (maar er waren niet veel mensen dus heb ik het wel gedaan)
Als hij meer had getraind, dan zou hij misschien wel hebben gewonnen.
(maar hij heeft niet meer getraind en hij heeft dus verloren)

Deze structuur kan ook gebruikt worden om een norm of wenselijkheid uit te drukken die niet wordt gerealizeerd.
Bijvoorbeeld: Jullie zouden jullie kamer opruimen! (dat was afgesproken maar niet gerealizeerd)

Ook is deze tijd te gebruiken als beleefdheidsvorm voor verzoeken en suggesties.
Bijvoorbeeld: Zou ik een kopje koffie mogen? Zou u dat wel doen. Zou het een goed idee zijn om de verwarming iets hoger te zetten.

De Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord 'zullen' in de verledentijdsvorm + 'hebben' of 'zijn' en een voltooid deelwoord als hoofdwerkwoord.

ik zou hebben gewerkt
jij/ je zou hebben gewerkt
u zou hebben gewerkt
hij zou hebben gewerkt
zij/ ze zou hebben gewerkt
het zou hebben gewerkt
wij/ we zouden hebben gewerkt
jullie zouden hebben gewerkt
u zou hebben gewerkt
zij/ ze zouden hebben gewerkt

Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid deelwoorden zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Het gebruik van het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' is hetzelfde als in de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Voor meer informatie klik hier.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Verleden Toekomende Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

C. Voltooid Verleden Tijd (als hypotetische tijd)

De Voltooid Verleden Tijd kan ook als hypotetische structuur gebruikt worden. Ten eerste kan deze tijd gebruikt worden als vervanging van de Onvoltooid Verleden Toekomstige Tijd.
Bijvoorbeeld: Ik zou dat niet doen als ik jou was. -> Ik had dat niet gedaan als ik jou was.

In dit geval kunnen we de conditionalis ook anders formuleren. We laten 'als' weg en maken een inversie.
Bijvoorbeeld: Was ik jou, dan zou ik dat niet gedaan hebben.

VVoor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen in de Voltooid Verleden Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde tijden.

AUTEUR: ROEL BLOMSMA