A. Voltooid Tegenwoordige Tijd
Als
we over gebeurtenissen of acties in het verleden praten, gebruiken
we meestal de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Normaalgesproken kunnen
we in plaats van deze grammaticale tijd ook de Onvoltooid Verleden
Tijd gebruiken, aangezien er geen strikte richtlijnen zijn.
Bijvoorbeeld: Ik heb vanmorgen een broodje gegeten.(VTT)
Ik at vanmorgen een broodje.(OVT)
Er zijn wel een aantal situaties waarin we alleen de Onvoltooid
Verleden Tijd kunnen gebruiken. Die zijn aangegeven onder het
kopje 'Onvoltooid Tegenwoordige Tijd'.
Een
zin in de Voltooid Tegenwoordige Tijd bestaat uit een hulpwerkwoord
(zijn of hebben) en een hoofdwerkwoord in de vorm van een voltooid
deelwoord. De vervoeging is als volgt:
ik |
heb
gelopen - ben gekomen |
jij/
je |
hebt
gelopen - bent gekomen |
u |
hebt/
heeft gelopen - bent gekomen |
hij |
heeft
gelopen -is gekomen |
zij/
ze |
heeft
gelopen - is gekomen |
het |
heeft
gelopen - is gekomen |
wij/
we |
hebben
gelopen - zijn gekomen |
jullie |
hebben
gelopen - zijn gekomen |
u |
hebt/
heeft gelopen - bent gekomen |
zij/
ze |
hebben
gelopen - zijn gekomen |
Om
te weten wanneer je 'zijn' of 'hebben' als hulpwerkwoord in de
Voltooid Tegenwoordige Tijd gebruikt, klik hier.
Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid
deelwoorden zie spelling->algemene
spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van
zinnen in de Voltooid Tegenwoordige Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde
tijden.
B.
Duratieve vorm van de Voltooide Tijd
De
Duratieve vorm van de Voltooide Tijd wordt gebruikt om te benadrukken
dat een bepaalde actie of gebeurtenis aan de gang was in het verleden.
Normaalgesproken gebruiken we daarvoor de Duratieve vorm van de
Verleden Tijd, maar de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd is
een mogenlijkheid, vooral als het gaat om acties of gebeurtenissen
in het nabije verleden of als het tijdstip niet echt belangrijk
is. Bijvoorbeeld: Ik ben wezen hardlopen.(niet zo lang
geleden)
De
zinnen in de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd worden samengesteld
door het hulpwerkwoord 'zijn' in de tegenwoordige tijd + 'wezen'
+ een infinitief als hoofdwerkwoord.
ik |
ben
wezen hardlopen |
jij/
je |
bent
wezen hardlopen |
u |
bent
wezen hardlopen |
hij |
is
wezen hardlopen |
zij/
ze |
is
wezen hardlopen |
het |
is
wezen hardlopen |
wij/
we |
zijn
wezen hardlopen |
jullie |
zijn
wezen hardlopen |
u |
bent
wezen hardlopen |
zij/
ze |
zijn
wezen hardlopen |
Ook
de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd kan gevormd worden met
het hulpwerkwoord 'liggen','zitten', 'staan' of 'lopen'. In
dat geval wordt de zin samengesteld door het hulpwerkwoord 'hebben'
in tegenwoordige tijd + hulpwerkwoord 'liggen', 'zitten', 'staan'
of 'lopen' in infinitief + een infinitief als hoofdwerkwoord.
Bijvoorbeeld: Ik heb een uur op je staan wachten!
ik |
heb
zitten wachten |
jij/
je |
hebt
staan liegen |
u |
heeft
liggen slapen |
hij |
heeft
lopen klieren |
zij/
ze |
heeft
zitten kletsen |
het |
heeft
staan piepen |
wij/
we |
hebben
zitten werken |
jullie |
hebben
lopen zingen |
u |
heeft
staan trillen |
zij/
ze |
hebben
liggen spelen |
Voor
meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen
in de Duratieve vorm van de Voltooide Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde
tijden.
C.
Onvoltooid Verleden Tijd
Net
als de Voltooid Tegenwoordige Tijd gebruiken we de Onvoltooid
Verleden Tijd om over gebeurtenissen en acties in het verleden
te praten. Over het algemeen kunnen we beide tijden door elkaar
gebruiken, maar er zijn drie situaties waarin we alleen de Onvoltooid
Verleden Tijd mogen gebruiken. Deze situaties zijn:
1.Gebeurtenissen
en acties in het verleden die niets meer te maken hebben met het
heden.
Bijvoorbeeld: In 1970 regende het veel.
2. Gebeurtenissen en acties in het verleden die plaatsvonden tijdens
een periode of rond om andere gebeurtenissen en acties in het
verleden.
Bijvoorbeeld: Tijdens de zomervakantie kampeerde we op het
strand. Ik maakte het kampvuur en hij zette de tent op.
3. Gebeurtenissen en acties in het verleden die worden geintroduceerd
met het woord 'toen'.
Bijvoorbeeld: Toen de man thuis kwam, zag hij dat de deur
open was.
In
de Onvoltooid Verleden Tijd wordt het werkwoord in de verledentijdsvorm
gebruikt. Er zijn sterke werkwoorden die in de verledentijdsvorm
van klank veranderen en zwakke werkwoorden die niet veranderen
klank veranderen. De zwakke werkwoorden worden vervoegd met de
normale stam + 'te' of 'de' in enkelvoud en 'ten' of 'den' in
meervoud. De sterke werkwoorden hebben een andere stam in de verledentijdsvorm.
In enkelvoud wordt alleen de stam (verledentijdsvorm) van het
sterke werkwoordgebruikt, in meervoud de stam (verledentijdsvorm)+
'en'. Daarnaast zijn er ook nog een aantal onregelmatige werkwoorden.
Deze veranderen gedeeltelijk of compleet zowel in verleden tijd
als in tegenwoordige tijd.
ik |
rende
- werkte - liep - was |
jij/
je |
rende
- werkte - liep - was |
u |
rende
- werkte - liep - was |
hij |
rende
- werkte - liep - was |
zij/
ze |
rende
- werkte - liep - was |
het |
rende
- werkte - liep - was |
wij/
we |
renden
- werkten - liepen - waren |
jullie |
renden
- werkten - liepen - waren |
u |
renden
- werkten - liepen - waren |
zij/
ze |
renden
- werkten - liepen - waren |
Voor meer informatie
over de spelling van de sterke en zwakke werkwoorden in de verledentijdsvorm
zie spelling->algemene spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden
zie grammatica->woordsoorten->werkwoorden.
D.
Duratieve vorm van de Verleden Tijd
De
Duratieve vorm van de Verleden Tijd wordt gebruikt om te benadrukken
dat een bepaalde actie of gebeurtenis aan de gang was 1. op een
bepaald moment in het verleden, 2. toen een andere actie of gebeurtenis
geschiedde, 3. terwijl een andere actie of gebeurtenis aan de
gang was, of 4. gedurende een bepaalde periode in het verleden.
Bijvoorbeeld:
1. Ik was gisteren om 10.00 uur aan het hardlopen.
2. Ik was aan het hardlopen toen jij belde.
3. Ik was aan het hardlopen terwijl jij aan het bellen was.
4. Ik was vorige week een rapport aan het schrijven. (dus
gedurende de hele week)
De
zinnen in de Duratieve vorm van de Verleden Tijd worden samengesteld
door het hulpwerkwoord 'zijn' in de verledentijdsvorm + 'aan het'
+ een infinitief als hoofdwerkwoord.
ik |
was
aan het hardlopen |
jij/
je |
was
aan het hardlopen |
u |
was
aan het hardlopen |
hij |
was
aan het hardlopen |
zij/
ze |
was
aan het hardlopen |
het |
was
aan het hardlopen |
wij/
we |
waren
aan het hardlopen |
jullie |
waren
aan het hardlopen |
u |
waren
aan het hardlopen |
zij/
ze |
waren
aan het hardlopen |
Ook
de Duratieve vorm van de Verleden Tijd kan gevormd worden met
het hulpwerkwoord 'liggen','zitten', 'staan' of 'lopen' in verleden
tijd + te + infinitief als hoofdwerkwoord.
ik |
zat
te wachten - stond te wachten |
jij/
je |
zat
te wachten - stond te wachten |
u |
zat
te wachten - stond te wachten |
hij |
zat
te wachten - stond te wacthen |
zij/
ze |
zat
te wachten - stond te wacthen |
het |
zat
te wachten - stond te wacthen |
wij/
we |
zaten
te wachten - stonden te wachten |
jullie |
zaten
te wachten - stonden te wacthen |
u |
zat
te wachten - stond te wacthen |
zij/
ze |
zaten
te wachten - stonden te wacthen |
Voor
meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van zinnen
in de Duratieve vorm van de Verleden Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde
tijden.
E. Voltooid Verleden Tijd
De
Voltooid Verleden Tijd wordt voornamelijk gebruikt om te praten
over gebeurtenissen en acties die vóór een andere
gebeurtenis of actie in het verleden plaats vonden. De Voltooid
Verleden Tijd wordt meestal in combinatie met de Onvoltooid Verleden
Tijd gebruikt. De actie in Voltooid Verleden Tijd vindt dan verder
in het verleden plaats als de actie in de Onvoltooid Verleden
tijd.
Bijvoorbeeld: Voordat mijn moeder thuis kwam (OVT),
had ik de boel opgeruimd (VVT).
De
Voltooid Tegenwoordige Tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord
'hebben' of 'zijn' in de verledentijdsvorm en het voltooid deelwoord
als hoofdwerkwoord.
ik |
had
gelopen - was gekomen |
jij/
je |
had
gelopen - was gekomen |
u |
had
gelopen - was gekomen |
hij |
had
gelopen - was gekomen |
zij/
ze |
had
gelopen - was gekomen |
het |
had
gelopen - was gekomen |
wij/
we |
hadden
gelopen - waren gekomen |
jullie |
hadden
gelopen - waren gekomen |
u |
had
gelopen - was gekomen |
zij/
ze |
hadden
gelopen - waren gekomen |
Het
gebruik van het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' is hetzelfde
als in de Voltooid Tegenwoordige Tijd. Voor meer informatie klik
hier.
Voor meer informatie over de vorming en spelling van de voltooid
deelwoorden zie spelling->algemene
spellingregels->werkwoorden.
Voor meer informatie over de samenstelling en woordvolgorde van
zinnen in de Voltooid Verleden Tijd ga naar grammatica->zinnen->samengestelde
tijd.
|