Voor
de voltooide tijden gebruiken we het hulpwerkwoord 'hebben' of
'zijn'. Alhoewel er geen precieze beregeling is voor het gebruik
van 'hebben' of 'zijn' voor elk werkwoord, kunnen we wel een aantal
algemene regels en globale tendensies aangeven over het gebruik
van deze hulpwerkwoorden. De belangrijkste factor voor de keuze
voor het gebruik van 'hebben' of 'zijn' heeft te maken met het
feit of het hoofdwerkwoord van de zin transitief (overgankelijk)
of intransitief (onovergankelijk) is. De werkwoorden de transitief
zijn gebruiken meestal het hulpwerkwoord 'hebben' in de voltooide
tijd. De werkwoorden die intransitief zijn gebruiken over het
algemeen het hulpwerkwoord 'zijn' in de voltooide tijden.
Voor
meer informatie over de transitieve en intransitieve werkwoorden
zie grammatica->woordsoorten->werkwoorden.
Voor meer informatie over hulpwerkwoorden zie grammatica->woordsoorten->hulpwerkwoorden.
|
De volgende
werkwoorden worden vervoegd met het hulpwerkwoord van tijd 'zijn':
Onovergankelijke
werkwoorden die een verandering van toestand van het onderwerp
uitdrukken. Een aantal voorbeelden zijn: aankomen, bevriezen,
gaan ('zich verplaatsen'), groeien, komen, ontsnappen, opstaan,
rijzen, schrikken, sterven, stijgen, stikken, vallen, verdorren,
vergrijzen, verouderen, verschijnen, verstommen, vertrekken, vluchten
en worden. (Er zijn veel meer werkwoorden die in de voltooide
tijd worden vervoegd met 'zijn'. De voorgaanden dienen alleen
als voorbeeld. Zoals we kunnen zien. Dit zijn intransitieve werkwoorden,
oftewel, werkwoorden die alleen betrekking hebben op het onderwerp
van de zin en niet over een eventueel lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld:
Het ijs is bevroren. Wij waren vanochtend al opgestaan.
Er
zijn ook een aantal transitieve of overgankelijke werkwoorden
die vervoegd worden met 'zijn': beginnen, kwijtraken, naderen,
en tegenkomen. Bijvoorbeeld: Ik ben een bedrijf begonnen.
Jullie zijn een tas kwijtgeraakt.
|
De volgende
werkwoorden worden vervoegd met het hulpwerkwoord van tijd 'hebben':
Bijna
alle overgankelijke of transitieve werkwoorden krijgen het hulpwerkwoord
'hebben' in de voltooide tijden, behalve de uitzonderingen die
onder het voorgaande kopje genoemd zijn. Namelijk: beginnen, kwijtraken,
naderen, en tegenkomen. Deze transitieve werkwoorden krijgen het
hulpwerkwoord 'zijn' in de voltooide tijden. Onpersoonlijke werkwoorden
die alleen met het onderwerp 'het' gebruikt kunnen worden krijgen
ook 'hebben' als hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld: Het had gesneeuwd.
Sneeuwen is een typisch geval van een onpersoonlijk werkwoord
aangezien het alleen met het onderwerp 'het' kan worden gebruikt.
In dit geval is het werkwoord intransitief, maar omdat het onpersoonlijk
is krijgt het toch het hulpwerkwoord 'hebben'.
|
In sommige
gevallen kunnen beide hulpwerkwoorden gebruikt worden. Ten eerste
kan het zijn dat een werkwoord zowel transitief als intransitief
gebruikt kan worden. In dat geval ligt het dus aan de context
of je het hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' gebruikt. Voorbeelden
van werkwoorden met een transitief en intransitief gebruik zijn:
bedaren, eindigen, genezen, minderen, smelten, stoppen, trouwen,
veranderen, verbranden, vermeerderen, verminderen, en verteren.
Bijvoorbeeld: Ik ben genezen. (een intransitieve context,
het werkwoord zegt iets over de staat van het onderwerp) Ik
heb genezen. (in dit geval een transief werkwoord welke aangeeft
dat het onderwerp 'ik' iemand- of ietsanders heeft genezen)
Ten tweede
zijn er werkwoorden van beweging die zowel 'hebben' als 'zijn'
gebruiken in de voltooide tijden. In dit geval ligt het eraan
of de actie/ beweging ofwel de verplaatsing centraal staat in
de context. In het geval dat de actie of beweging centraal staat,
krijgt het werkwoord 'hebben' als auxiliaar. In het geval dat
de verplaatsing centraal staat, krijgt het werkwoord 'zijn' als
auxiliaar. Bijvoorbeeld: Ik heb een uurtje gewandeld. (in dit
geval staat de activiteit 'wandelen' centraal en dus gebruiken
we het hulpwerkwoord 'hebben') Ik ben van Den Haag naar Amsterdam
gefietst. (in dit geval staat de verplaatsing 'van Den Haag naar
Amsterdam' centraal en dus gebruiken we het hulpwerkwoord 'zijn'.)
|